We durven hun namen nauwelijks uit te spreken. En geen enkele regering heeft ooit het risico genomen om er in het openbaar over te spreken. Genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s) zijn een taboe. Zullen er sporen van worden gevonden in kweekvlees?
Voorstanders prijzen het potentieel van GGO’s om honger te bestrijden: landbouwopbrengsten verbeteren en de productie van voedzame producten stijgt. Sinds het ontstaan van de landbouw en veeteelt worden planten en dieren al gewijzigd door mensen, stellen de voorstanders. Kruisen en selecteren van de beste gewassen en rassen heeft ervoor gezorgd dat bijvoorbeeld een klein en bitter vruchtje uit Afrika is kunnen uitgroeien tot reusachtige, sappige watermeloenen. Genetische modificatie ligt in het verlengde van klassieke veredeling, zo luidt de redenering.
Tegenstanders van GGO’s argumenteren daarentegen dat GGO leidt tot schade aan het milieu, onder meer door een hoger gebruik van herbiciden. Een aantal gewassen zoals soja en maïs kunnen dankzij genetische modificatie resistent zijn voor herbiciden, waardoor bestrijdingsmiddelen op grote schaal kunnen gebruikt worden zonder de gewassen aan te tasten. Ook sociale gevolgen zijn een aandachtspunt, aangezien landbouwers afhankelijk worden van een handvol bedrijven die de gepatenteerde GGO-zaden aanleveren. In het bijzonder voor dieren weerklinkt ook ethische kritiek: is het verantwoord dat genen van dieren worden gewijzigd door mensen? In Noord- en Zuid-Amerika worden GGO’s op reusachtige schaal geteeld. In Europa bestaat het nauwelijks, door strenge regelgeving en weerstand bij consumenten.